Annemijn (31) woont alleen. Als ze ‘s avonds thuiskomt na een avondje op het terras blijkt er bij haar ingebroken te zijn. Na wekenlang slecht slapen, besluit ze haar inbreker een brief te schrijven.
Je bezoek heeft me wakkergeschud. Zo wakker, dat ik al 2 weken überhaupt geen oog meer heb dichtgedaan. En omdat je maar rond blijft spoken in mijn hoofd, zelfs zonder dat ik weet hoe je eruitziet, dacht ik, ik schrijf je maar eens een brief.
Na een heerlijke terrasavond met vriendinnen fietste ik naar huis. Toen ik langs achter kwam, zag ik mijn tuindeur wagenwijd openstaan. En ik woon alleen, dus de alarmbellen gingen meteen af. Terecht, zo bleek toen ik aan de voorkant van mijn appartement kwam. Je hebt met een koevoet mijn slaapkamerraam opengebroken, en bent met je smerige schoenen over mijn bed naar binnen gekomen. Wat een ravage, alsof er een orkaan door mijn huis had geraasd. Ik had nooit eerder een inbraak meegemaakt. Wat het met me deed dat jij in mijn huis was, onuitgenodigd, was heftiger dan ik me had kunnen voorstellen. Ik voelde me letterlijk smerig. Ik vond mijn huis smerig. Het was bezoedeld. Ik vertel je dit vooral, omdat je me het nieuwsgierige type lijkt. In ieder geval nieuwsgierig genoeg om al mijn lades en kastjes open te trekken en binnenstebuiten te keren.
Toen de politie na een uur vertrok en ik weer alleen was, drong je ‘bezoek’ ook letterlijk tot me door. Ik rilde door en over mijn hele lijf, alsof het binnen 20 graden vroor. Volgens mij klappertandde ik zelfs. De politie zei dat je waarschijnlijk een junk bent. Dat je heel kort binnen was, maximaal een paar minuten, op zoek naar klein spul en geld. Ik denk dat de politie gelijk heeft, want jemig: je had wel wat waardevollere spullen kunnen meenemen.
Ik wilde maar 1 ding; de boel opruimen. Alles grondig schoonmaken. Overal waar jouw handen mogelijk aan hadden gezeten, schrobde ik. Tot bloedens toe. Het maakte me niet uit. Ik wilde je aanwezigheid wegpoetsen, het gebeuren ongedaan maken. Het werd inmiddels weer licht buiten, maar ook dat maakte me niet uit. Ik durfde toch niet te gaan slapen.
En dan je schamele buit: mijn Playstation 1. Ik geloof dat de straatwaarde daarvan amper 10 euro is, gefeliciteerd! Maar de emotionele waarde voor mij is veel hoger dan dat tientje. Ik had die Playstation al vanaf mijn 9e jaar. Besefte je, meneer of mevrouw de inbreker, toen je die PlayStation 1 pakte, dat ik daar nog met mijn broer op heb gespeeld? Mijn broer die er sinds een paar jaar niet meer is? Zijn spel stond nog steeds in het geheugen. Dat wist je niet hè?
Ook weg: mijn fotocamera. Maar dat voelt wel een beetje als mijn eigen schuld. Die lag ook voor het grijpen op tafel. Weet je waarom die daar lag? Nou, als reminder voor mezelf omdat ik de foto’s van mijn vakantie nog op mijn laptop moest zetten. Dat hoeft dus niet meer. Wil je de SD-kaart wel even wissen voor je het toestel doorverkoopt?
Voor ik het vergeet te vragen, ik ben heel benieuwd of je ziek bent geworden van de fles Singha die je meenam. Ik snap dat je intensieve ‘werk’ je dorstig maakt, maar dat bierflesje stond al 8 jaar op mijn kast. Niet om op te drinken, maar als herinnering aan mijn reis naar Thailand. ‘Chiyo’ dus maar.
Maar die gestolen spullen zijn niet het ergste. Die koop ik wel opnieuw. Het meest vervelend is dat je in mijn huis was. Dat je in mijn spullen en mijn kastjes en lades hebt gezeten. Zelfs tussen mijn beha’s en onderbroeken. Mijn spullen, mijn privé! Ook erg is dat ik het niet meer fijn vind om hier alleen te zijn. Sterker nog, ik ben bang. Zeker als het donker wordt. Je hebt mijn gevoel van veiligheid aangetast met je bliksembezoek. Ik merk, nu ik je schrijf, dat ik echt heel erg boos op je ben.
Ik ben de beroerdste niet, dus ik wil je toch nog voor een paar dingen bedanken:
Niet hartelijke groetjes van Annemijn,
Ik hoop tot nooit meer ziens!
*Annemijns echte naam is bekend bij de redactie.