Wees alert bij het opladen van een accu op een acculaadstation. Tijdens het opladen van accu’s ontstaat het zogenaamde knalgas. Een explosief mengsel van waterstofgas en zuurstof. Lees onze tips om de kans op schade te verkleinen.
Een kleine vonk is voldoende om een brand te veroorzaken
Vooral heftrucks kunnen tijdens het laden spontaan vlam vatten. Met een goede voorbereiding en de juiste opstelling van de laders, kun je de kans hierop verkleinen.
Een goede voorbereiding: wees kritisch op de opstelling van de acculaders
Plaats acculaders tegen een onbrandbare wand, of scherm de wand ter hoogte van de lader af met brandwerend materiaal.
Heb je meerdere acculaadstations? Zet deze bij voorkeur in dezelfde ruimte. Als dat niet lukt, zet ze op dezelfde locatie. Je verkleint zo de impact van een eventuele brand.
Zet acculaders op een verhoging. Dit bevordert de koeling en voorkomt beschadiging.
Sla geen brandbare materialen op in de ruimte met acculaders.
Verbied roken en vuur in de ruimte met acculaders, hang hiervoor bijvoorbeeld stickers op.
Zorg voor branddetectie, bijvoorbeeld rookmelders.
Hang een brandblusser op als de ruimte groter is dan 150m2 en als hier meerdere acculaders in staan. Wij adviseren een 9 liter sproeischuimblusser.
Houd de acculaders in topconditie
Houd een accu altijd schoon om lekstromen te voorkomen.
Controleer voor het laden of de bedieningspanelen goed bereikbaar en de meters goed leesbaar zijn.
Controleer accu’s, laders en laadkabels vóór gebruik op beschadigingen. Zijn er beschadigingen? Verhelp deze dan meteen.
Controleer accu’s, laders en laadkabels ook op oververhittingsverschijnselen. Dit herken je aan verkleuring van onderdelen.
Controleer of de ventilatieopeningen schoon zijn en voldoende ventileren.
Controleer of de acculader nog een aanrijdbescherming heeft.
Bij natte accu’s: controleer wekelijks het vloeistofniveau en de laadtoestand van de accu’s.
Blijf alert, ook tijdens het laden
Laat de accu’s alleen opladen door goed geïnstrueerd personeel.
Koppel aansluitdraden van de accu alleen aan (en af) als de laadinrichting is uitgeschakeld.
Laat aansluitkabels niet op de grond liggen, om beschadiging en kortsluiting te voorkomen.
Ventileer de oplaadruimte tijdens het laden: inlaat zo hoog mogelijk, uitlaat zo laag mogelijk.
Houd bij het laden van de accu in het voertuig rondom rekening met een vrije ruimte van 50 cm.
Houd minimaal 80 cm afstand tussen de accu’s en acculaders.
Plaats de accu nooit onder de acculader.
Rol na het laden losse kabels op en hang ze op.
Elektrische installatie
Plaats de wandcontactdozen minimaal 80 cm van de accu’s.
Zorg dat elektrische aansluiting van de acculader(s) voldoet aan de installatievoorschriften NEN 1010.
Laat na elke aanpassing een opleveringskeuring volgens de normen van de NEN 1010 uitvoeren.
Laat elke 5 jaar een SCIOS Scope 10 of SCIOS Scope 8 elektrakeuring uitvoeren voor je hele elektrische installatie. Laat fouten herstellen en bewaar het rapport.